Dorcas is een vrouw uit de Bijbel. De naam Dorcas is Grieks en betekent Gazelle. Haar Hebreeuwse naam is Tabitha. Haar verhaal staat in het Bijbel boek Handelingen in het Nieuwe Testament, het Tweede boek van de Bijbel, hoofdstuk 9.
In de stad Joppe woonde een volgeling van Jezus, die Tabitha heette (in het Grieks Dorcas). Deze vrouw deed heel veel goeds, in het bijzonder voor de armen. Zij werd in die tijd ziek, en stierf. Nadat men haar had gewassen had,werd zij in een kamer op de bovenverdieping gelegd.
De volgelingen van Jezus in die stad hadden gehoord dat Petrus in Lydda was, daar niet ver vandaan. Daarom stuurden zij twee mannen naar hem toe met de vraag of zij twee mannen naar hem toe met de vraag of hij zo vlug mogelijk naar Joppe wilde komen. Petrus maakte zich meteen klaar en ging met hen mee.
Zodra hij bij het huis aankwam, werd hij naar boven gebracht, naar de kamer waar Dorcas lag. Alle weduwen kwamen huilend om hem heen staan en lieten hem de jurken en mantels zien die Dorcas voor hen gemaakt had gemaakt.
Maar Petrus stuurde iedereen de kamer uit, knielde neer en bad. Daarna zij hij tegen de dode vrouw:”Tabitha, sta op!” Zij deed haar ogen open en toen ze Petrus zag, ging zij zitten. Petrus nam haar bij de hand en hielp haar opstaan.
Daarna riep hij de volgelingen van Jezus en de weduwen binnen en zei: “Kijk, zij leeft weer” De hele stad hoorde ervan en vele gingen in de Here Jezus geloven. Petrus bleef nog een tijd in Joppe en logeerde bij Simon, een leerlooier.
Bron: Het Boek Handelingen 9 vers 36-45